Gepubliceerd op 19-03-2019

Vibúrnum lantána L

betekenis & definitie

Europa, W.-Azië; 5 m.

Deze zeer bekende soort wordt soms nog als onderstam gebruikt voor V.rhytidophýllum HEMSL., V.buddleifólium C.H.WRIGHT en andere soorten, vormt een zeer hoge en breed uitgroeiende struik met donkergrijze takken, dicht beschubde en sterharige twijgen met naakte, viltig behaarde knoppen, ovale of eivormige, aan beide zijden behaard blijvende, dof donkergroene bladeren, welke in het najaar bruin-rood verkleuren. Bloeit Mei-Juni in tot 10 cm brede, beschubde en sterharige, bijna vlakke bloeiwijze, opgevolgd wordende door eerst rode, later zwart gekleurde vruchten. Bladeren 5-12 cm lang, 3-7 cm breed, aan tot 3 cm lange beschubde, eerst behaarde bladstelen, met spitse of stompe top, afgeronde of zwak hartvormige bladvoet, rand fijn getand, tanden soms beklierd, bovenzijde met zwak ingezonken nerven, dof donkergroen, blijvend behaard, onderzijde'

dicht sterharig. Bloeiwijze in knop in najaar reeds zichtbaar, platrond, grijsviltig; bloemen ongeveer 10 mm breed, wit of crème-wit, iets riekend, met korte buis en horizontaal afstaande kroonlobben, vóór de kroon uitstekende meeldraden; vrucht 7-9 mm lang, lang-eivormig, eerst rood, later zwart, vaak gedeeltelijk rood of zwart getint.

V.I. var. aúreum E.WOLF; bladeren in het voorjaar goud-geel getint, later de rand meer groen verkleurend.
V.l. var. variegátum WEST.; bladeren goud-geel gevlekt.

< >