Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

affectie

betekenis & definitie

genegenheid

uitspraak
[af-fek-sie]

citaat
“De mensen in deze gemeenschap komen uit een moeilijk sociaal milieu. Ze missen affectie of aandacht van hun familie en vallen buiten de maatschappij.”
Bron: Naomi Heidinga, Pf.nl, 23 september 2017)

woordfeit
Affectie is al in de Middeleeuwen uit het Frans overgenomen. Affection gaat terug op het Latijnse affectio ‘inwerking, stemming, genegenheid’, en dat komt weer van het Latijnse afficere ‘aandoen, in een bepaalde stemming/toestand brengen’, dat als voltooid deelwoord affectus heeft. Aan het zelfstandig naamwoord affectus voor ‘gemoedstoestand, stemming’ danken we het woord affect ‘gemoedsaandoening’.
Een versterkende afleiding van het Latijnse werkwoord afficere is affectare, dat onder meer ‘aangrijpen’, ‘teisteren’ en ‘voorwenden, doen alsof’ betekent. Dit werkwoord is in het Nederlands terechtgekomen als affecteren, waarvan vooral het voltooid deelwoord nog bekend is: geaffecteerd (bijvoorbeeld in geaffecteerd spreken) betekent ‘gekunsteld’, ‘op een gekunstelde manier netjes’ of ‘bekakt’.