Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 10-01-2025

Boezem

betekenis & definitie

Oppervlaktewatersysteem met een tijdelijke bergingsfunctie of bufferfunctie voor water.

In tijden van wateroverschot, veelal 's winters, kunnen lager gelegen polders daarop lozen (uitmalen) en hoger gelegen gebieden daarop afwateren. In perioden met een watervraag, veelal 's zomers, kunnen polders boezemwater inlaten en via opmalingen kunnen hoger gelegen gebieden van water uit de boezem worden voorzien. Fryslân kent slechts één boezem: de Friese boezem. Het is een groot stelsel van meren, plassen, kanalen en vaarten van Lemmer en Stavoren tot Harlingen en Dokkumer Nieuwe Zijlen. Het is, met een wateroppervlakte van ruim 15.000 ha., het grootste boezemsysteem van Nederland. De Friese boezem is de verbindende schakel tussen polderen natuurlijke wateren enerzijds en Iselmar, Lauwersmar, Waddenzee en de provincie Groningen anderzijds.

Het boezemgebied, met een oppervlakte van meer dan 300.000 ha., omvat vrijwel de gehele provincie en verder ook nog het Westerkwartier van de provincie Groningen. De scheiding van het afwaterend gebied van de Friese boezem en die van het westelijk deel van Groningen ligt bij (de sluis te) Gaarkeuken. De Friese boezem heeft een vast streefpeil van -0,52 m. NAP. Om dit peil te handhaven kan bij een watervraag of dreigende peilonderschreiding, veelal 's zomers, onder vrij verval Iselmarwater worden ingelaten.

Dat gebeurt via de Teroeler Kolk nabij Lemmer. Voor een deel stroomt dat water door naar Groningen. In natte perioden kan overtollig water vanuit de Friese boezem onder vrij verval geloosd worden op de Lauwersmar bij Dokkumer Nieuwe Zijlen of bij eb op de Waddenzee bij Harlingen. Is die (natuurlijke) lozingscapaciteit onvoldoende dan kunnen de boezemgemalen in Stavoren of Lemmer worden ingeschakeld.

In extreme situaties is het zelfs mogelijk om de gemalen te Roptasyl, Zwarte Haan en Ezumasyl te benutten, waarbij boezemwater via poldervaarten naar deze drie gemalen wordt doorgevoerd en rechtstreeks op de Waddenzee kan worden geloosd. Om die tijdelijke bergingsfunctie te kunnen realiseren is de Friese boezem (nauw) begrensd door kaden, lage polderdijken. De lengte daarvan in Fryslân bedraagt ongeveer 6.000 km. Het oppervlak van vrij voor de boezem liggende gronden, boezemland (bûtlân) vergelijkbaar met de uiterwaarden van de rivieren, is sterk afgenomen.

In het midden van de 19e eeuw was het nog ca 100.000 ha., nu nog slechts enkele duizenden hectaren. Rond de Snitser Mar, de Leien en in de Alde Feanen liggen de grootse delen van dat boezemland. Vanaf eind 19e eeuw tot omstreeks 1970 werd het meeste boezemland bedijkt, soms eerst nog slechts als zomerpolder, maar later dikwijls omgevormd tot bemalen polders.

De maaiveldhoogte van de boezemlanden ligt in het algemeen tussen -0,52 m. NAP en -0,22 m. NAP. Om de bergingscapaciteit van de Friese boezem weer wat te vergroten, wordt sinds 2012 getracht de kaden zo hier en daar weer iets achteruit, landwaarts, te leggen. De Friese boezem heeft een belangrijke economische en recreatieve functie voor resp. de beroepsscheepvaart en de waterrecreatie.

Ook in steeds meer nieuwbouwwijken wordt gestreefd naar ‘wonen aan het water', zo mogelijk rechtstreeks aan bevaarbaar boezemwater. Ten slotte zijn er belangen en waarden van natuur en waterkwaliteit. Delen van de Friese boezem vormen een schakel in de Ecologische Hoofdstructuur, onderdelen vormen ecologische verbindingszones en een viertal meren (De Fluezen/Aldegeaster Brekken, Snitser Mar, Grutte Wielen en Alde Feanen) is aangewezen als Natura2000 gebied. Voor de waterkwaliteit zijn de sterk ecologisch gerichte doelen (waterkwaliteitsnormen) afgestemd op de Kaderrichtlijn Water.

Zie: Waterstaatsbestuur passim.; Diggelen R. van e.a., 'Natte hooilanden aan het infuus', Landschap 13 (1996) 223-234; Spieksma, J., ‘Waterbeheer in Friese boezemlanden'. NB 18 (1994) 160163; Schotsman, N., Onbemest grasland in Friesland; hydrologie, typologie en toekomst (1988); Korf, J.K., ‘Het water van Friesland'. Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij 84 (maart 1973) 103-125; Zandvoort, H., ‘Het beheer van Frieslands boezem'. De ingenieur 78 (1966) 3, B9 - B17; 5, B1926; Provinciale Waterstaat van Friesland, Rapport inzake de bemaling van Frieslands boezem. 3 dln. (1956); Waterschapsrecht 200-205.

< >