Gepubliceerd op 04-08-2020

Eten

betekenis & definitie

Eten, bw. onr. (ik at, heb gegeten), nuttigen, voedsel nemen; iemands brood -, bij iem. in dienst zijn; het genadebrood bij iem. -, uit medelijden van iem. den kost krijgen; (fig.) hij kan meer dan brood -, hij weet veel; hij weet meer dan men hem zou aanzien; zijn woord -, zijn gezegde intrekken, - terugnemen. *-, o. spijs, voedsel; maaltijd; na den -, na den maaltijd.

*-SBAK, m. (-ken).
*-SKAS, v. (-sen).
*-SKAST, v. (-en).
*-STIJD, m. gmv.
*-SUUR, o.