Wat is de betekenis van eten?

2022
2023-03-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

eten

(1993) (< Austr. Eng. sl. to eat) (inf.) oraal genitale seks of cunnilingus beoefenen. Talrijke syn. in de volkstaal: beffen*; bever* eten; puni chappen*; flaphappen*; flossen*; greppeltje* likken; de hostie* ontvangen; op de klit* gaan; likken*; minetten*; mondeling* bedienen; een zure mossel* eten; met je neus* in het gras en je tong in de s...

Lees verder
2020
2023-03-25
Woordenboek van eigentijds Nederlands

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

eten

Het begrip eten heeft 6 verschillende betekenissen: 1) iets als voedsel tot zich nemen. iets als voedsel tot zich nemen; iets opeten; iets nuttigen. 2) voedsel tot zich nemen. voedsel tot zich nemen. 3) een maaltijd gebruiken. 4) dat wat iemand eet. dat wat iemand eet; voedsel; spijs; eetwaar. 5) handeling van het...

Lees verder
2019
2023-03-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eten

eten - Werkwoord 1. (ov) het nuttigen van voedsel We gingen met de hele klas eten bij een pizzeria. eten - Zelfstandignaamwoord 1. dat wat iemand tot zich neemt om diens metabolisme in werking te houden Het eten was erg lekker. 2...

Lees verder
2017
2023-03-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eten

eten - zelfstandig naamwoord uitspraak: e-ten 1. dat wat je als voedsel tot je neemt ♢ wanneer is het eten klaar? Zelfstandig naamwoord: e-ten het eten

Lees verder
2003
2023-03-25
MOM's lexicon van de opvoedmisstanden

Marga Schiet (2003)

Eten

Als een kind minder gaat eten, is er iets mis. Een van de redenen waarom een kind opeens minder eet, is dat hij minder hard groeit dan de tijd ervoor. Hij heeft minder eten nodig. Een baby drinkt enorm veel melk omdat hij de eerste twaalf maanden driemaal zo zwaar wordt als zijn geboortegewicht; bovendien neemt zijn lengte toe met ongeveer 25 centi...

Lees verder
2003
2023-03-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

eten

zie boter, hand.

1990
2023-03-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

eten

eten - Het innemen, kauwen en doorslikken van voedsel via de mond.

1963
2023-03-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

eten

: de dag eten (at, heeft gegeten), 1. de tijd doorkomen zonder (echt) te werken. 2. spijbelen. - Syn. van 2: les eten, uren eten, stokje draaien. -: zie koren eten. -: les eten (soms vreten i.p.v. eten), spijbelen. Vaak stoorden wij [leerlingen die een les verzuimden] met ons gebalk de lessen naast en op een keer stak een boze Hollander [leraar]...

Lees verder
1952
2023-03-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eten

1. v., ite, iet, iten; bikke, promme; gretig —, sn(o)askje, snasje, strûze, struse; ongemanierd —, haffelje; onmatig —, (jin) it liif op ’e least sette, jin to skande ite; zoveel van ietsdat men er een af keer van krijgt, jin earne ût ite; zijn kwaal door goed...

Lees verder
1950
2023-03-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eten

(at, heeft gegeten), I. overg., 1. nuttigen, als voedsel tot zich nemen: heb je iets te eten? dat kun je niet eten; — iemands brood eten, bij iemand in dienst zijn; (spr.) wiens brood men eet, diens woord men spreekt, men richt zich naar, sluit zich aan bij het standpunt van zijn patroon; — profeten, die brood et...

Lees verder
1937
2023-03-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eten

I. at, h. gegeten (1 spijs, voedsel tot zich nemen; inz. het middagmaal gebruiken; 2 zich voeden met; 3 door het gebruik van spijs verkrijgen; zich op de hals halen; 4 gezelschapsspelen: kopen): 1. eten en drinken; hoe laat eten wij? kom hij ons eten; zonder eten naar bed; zegsw. eten als een wolf, veel; 2. zijn boterham eten; Z.-N. ik heb het weer...

Lees verder
1930
2023-03-25
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

eten

A. (at, heeft gegeten) 1. spijs tot zich nemen: men eet om te leven; voor drie -; als een dijker, een wolf, zeer veel. ➝ gebod. Syn.➝ dineren. 2. als spijs tot zich nemen: brood -; iemand (iets) te geven; te krijgen; iets niet kunnen -, niet kunnen verdragen, verkroppen; niet weten wat ergens te is, hoe het er toegaat. ➝ boon, bot, brood, genadeb...

Lees verder
1929
2023-03-25
Polulaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Eten

Elk orgaan heeft als het aan het werk is, een grooter toevoer van bloed noodig; dit is ook het geval met de maag, na de opname van voedsel. Indien wij dus na onzen maaltijd nog met onze handen of hoofd arbeid moeten verrichten, dan moet onze voeding zoo licht mogelijk zijn, zoodat de maag de haar opgedragen taak met weinig bloed kan vervullen en he...

Lees verder
1926
2023-03-25
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Eten

Daarvan spreekt de Heere reeds in het Paradijs, nog voor den val (Gen. 2 :16); nauwelijks heeft Hij het bevel gegeven: weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij.... of daaraan wordt toegevoegd wat God den mensch tot spijze heeft gegeven (Gen. 1:28,29). Direct na den zondvloed zorgt God weer...

Lees verder
1911
2023-03-25
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Eten

van den Germ. wt. et, Idg. ed = eten. Zie ook Tand.

1908
2023-03-25
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Eten

zie Voeding.

1898
2023-03-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eten

Het begrip eten heeft 2 verschillende betekenissen: 1. eten - ETEN (at, heeft gegeten), nuttigen, voedsel nemen; — (spr.) iemands brood eten, bij iemand in dienst zijn; — het genadebrood, bij iem. eten, uit medelijden van hem den kost krijgen; — hij kan meer dan brood eten, hij weet veel, hij kan meer dan men hem zou aanzien;...

Lees verder
1898
2023-03-25
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Eten

zie Eetwaar.

1864
2023-03-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Eten

Eten, bw. onr. (ik at, heb gegeten), nuttigen, voedsel nemen; iemands brood -, bij iem. in dienst zijn; het genadebrood bij iem. -, uit medelijden van iem. den kost krijgen; (fig.) hij kan meer dan brood -, hij weet veel; hij weet meer dan men hem zou aanzien; zijn woord -, zijn gezegde intrekken, - terugnemen. *-, o. spijs, voedsel; maaltijd; na d...

Lees verder