Een van de ordes binnen de placentale zoogdieren, waartoe ook de mens gerekend wordt, samen met mensapen, apen en halfapen
Primaten vormen een duidelijke monofyletische groep binnen de Euarchontoglires, één van de vier evolutionaire hoofdlijnen van de Placentalia. Tot die hoofdlijn behoren ook de ordes Scandentia (boomspitsmuizen), Dermoptera (colugo's), Rodentia (knaagdieren) en Lagomorpha (hazen en konijnen). Van deze ordes zijn de Scandentia waarschijnlijk het meest verwant aan de primaten.
Al vroeg splitsten de primaten in twee groepen, Strepsirrhini (de huidige maki’s en lori’s) en Haplorrhini (de huidige spookdiertjes, apen en mensapen). Uit het Eoceen (ongeveer 50 Ma BP) kennen we twee groepen fossielen, de Adapidae en de Omomyidae, die overeenkomen met deze twee lijnen.
Tot de Haplorrhini behoren behalve de spookdiertjes ook de apen van de Nieuwe Wereld (Platyrrhini, levend in het oerwoud van Brazilie en Midden-Amerika) en de apen van de Oude Wereld (Catarrhini, Afrikaanse en Aziatische apen). De Platyrrhini stammen af van de Catarrhini en hebben het Amerikaanse continent bereikt door op de een of andere manier de Atlantische Oceaan over te steken; hoe is onduidelijk.
Tot de Oude-Wereldapen behoren ook de mensapen, samengenomen in de superfamilie Hominoidea. In het Engels zijn mensapen, “apes”, te onderscheiden van apen, “monkeys”. De mensapen omvatten een beperkt aantal soorten, allemaal zonder staart: gibbons, orang-oetan, gorilla, bonobo en chimpansee. Het Mioceen (20 Ma BP) was de bloeitijd van de mensapen; er waren meer soorten dan nu, terwijl nu de apen veel talrijker zijn.
Veel kenmerken van het menselijk lichaam (beweeglijke schouder, platte nagels, stereoscopie) gaan terug op onze arboreale voorouders, de primaten.