(Gr. Deukalion), zoon van Prometheus.
Hij bleef met zijn vrouw Pyrrha als enige gesPaard van Troje toen Zeus het misdadige mensengeslacht door een zondvloed vernietigde. Op raad van Prometheus had hij een schip gebouwd, waarmee hij, toen het water zakte, veilig op de Parnassus strandde. Het orakel beval hen ‘de beenderen van hun moeder achter zich te werpen’. Deucalion begreep ten slotte dat hiermee de stenen van moeder aarde bedoeld waren. De door Deucalion geworpen stenen veranderden in mannen, die van Pyrrha in vrouwen (Ov. 1,313 e.v.)Zie Prometheus, Pyrrha, Parnassus