zonnig - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: zon-nig
1. met veel zonneschijn
♢ het was een zonnige dag
1. een zonnig humeur
[vrolijk]
Bijvoeglijk naamwoord: zon-nig
... is zonniger dan ...
het zonnigst
de/het zonnige ...
iets zonnigs
Gepubliceerd op 14-11-2017
zonnig
betekenis & definitie