zittend - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: zit-tend
1. wie zit
♢ op de foto zag je een zittend meisje
2. waarbij men veel zit
♢ zo'n ambtenaar heeft een zittend leven
3. niet op een steel
♢ deze plant heeft zittende bladeren
4. wie in functie is
♢ de zittende directeur kan nog drie jaar blijven
Bijvoeglijk naamwoord: zit-tend
de/het zittende ...
iets zittends
Gepubliceerd op 14-11-2017
zittend
betekenis & definitie