wonen - regelmatig werkwoord
uitspraak: wo-nen
1. er je woning hebben
♢ hij woont al een jaar in Amsterdam
Regelmatig werkwoord: wo-nen
ik woon
jij/u woont
hij/zij woont
wij/zij/jullie wonen
ik/jij/u/hij/zij woonde
wij/zij/jullie woonde
hij heeft gewoond
wonend, wonende
Synoniemen
huisvesten, huizen
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk