winnen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: win-nen
1. de beste zijn, de meeste punten halen
♢ Ajax heeft deze wedstrijd gewonnen
1. hij wint aan invloed
[krijgt meer invloed]
2. hij heeft haar voor zich gewonnen
[zij vindt hem nu aardig]
3. hij geeft zich gewonnen
[geeft het op]
4. een proces winnen
[gelijk krijgen van de rechter]
5. terrein winnen
[meer terrein in je bezit krijgen]
6. die opvatting wint steeds meer veld
[steeds meer mensen zijn het ermee eens]
2. het ergens uit halen
♢ zout wordt uit de grond gewonnen
Onregelmatig werkwoord: win-nen
ik win
jij/u wint
hij/zij wint
wij/zij/jullie winnen
ik/jij/u/hij/zij won
wij/zij/jullie wonnen
hij heeft gewonnen
de/het/een gewonnen ....
Synoniemen
kloppen, verslaan, zegevieren
Tegenstellingen
verliezen
Gepubliceerd op 14-11-2017
winnen
betekenis & definitie