wijf - zelfstandig naamwoord
1. persoon met wie een man getrouwd is
♢ kijk, daar loopt Ramon met zijn wijf
1. geen oud wijf bleef aan het spinnenwiel
[iedereen was op de been]
2. oud wijf
[laffe, slappe man]
3. oud wijf
[man die zich bemoeit met vrouwenzaken]
2. gemene vrouw
♢ dat wijf op de markt heeft me behoorlijk afgezet
1. die een wijf trouwt om haar schoon lijf, verliest het lijf en behoudt het wijf
[wie een vrouw trouwt om haar uiterlijk houdt uiteindelijk een gemeen mens over]
3. aanspreekvorm voor meisje
♢ wil je ook een ijsje, wijffie?
Zelfstandig naamwoord: wijf
het wijf
de wijven
het wijffie
Synoniemen
echtgenote, vrouw
Tegenstellingen
echtgenoot, gemaal, man
Gepubliceerd op 14-11-2017
wijf
betekenis & definitie