wenden - regelmatig werkwoord
uitspraak: wen-den
1. het in een andere richting keren
♢ hij wendde het stuur en ging de hoek om
2. je tot iemand richten
♢ hij wendde zich tot zijn baas om raad
Regelmatig werkwoord: wen-den
ik wend
jij/u wendt
hij/zij wendt
wij/zij/jullie wenden
ik/jij/u/hij/zij wendde
wij/zij/jullie wendden
hij heeft gewend
wendend, wendende
Synoniemen
draaien, zwenken
Gepubliceerd op 14-11-2017
wenden
betekenis & definitie