stuur - zelfstandig naamwoord
1. onderdeel waarmee je het voertuig in een bepaalde richting laat gaan
♢ hij draaide aan het stuur en parkeerde de auto
1. achter het stuur zitten
[de auto besturen]
2. de macht over het stuur verliezen
[niet meer kunnen besturen]
Zelfstandig naamwoord: stuur
het stuur
de sturen
het stuurtje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk