weggaan - onregelmatig werkwoord
uitspraak: weg-gaan
1. van deze plaats vandaan gaan
♢ gisteren was Jan hier, maar vanmorgen is hij weggegaan
Onregelmatig werkwoord: weg-gaan
ik ga weg (... ik wegga)
jij/u gaat weg (... jij weggaat)
hij/zij gaat weg (... hij weggaat)
wij/zij/jullie gaan weg (... wij weggaan)
ik/jij/u/hij/zij ging weg (... ik wegging)
wij/zij/jullie gingen weg (... wij weggingen)
hij is weggegaan
Synoniemen
heengaan, opbreken, smeren, vertrekken, wegwezen
Gepubliceerd op 14-11-2017
weggaan
betekenis & definitie