Wat is de betekenis van weggaan?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

weggaan

Het begrip weggaan heeft 4 verschillende betekenissen: 1) een plaats verlaten. zich verwijderen van de plaats waar men zich bevindt; de plaats waar men zich bevindt verlaten. 2) definitief verlaten. een partner, een werkmilieu, een gebied e.d. definitief verlaten. 3) verdwijnen. ophouden te bestaan; verdwijnen. 4) verkoch...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

weggaan

weggaan - Werkwoord 1. ergatief zich ergens vandaan begeven We moeten nu echt weggaan, anders komen we niet meer op tijd. 2. ergatief uitgaan, feesten Wilde jij vanavond nog weggaan? 3. ergatief uit een relatie stappen ...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

weggaan

weggaan - onregelmatig werkwoord uitspraak: weg-gaan 1. van deze plaats vandaan gaan ♢ gisteren was Jan hier, maar vanmorgen is hij weggegaan Onregelmatig werkwoord: weg-gaan ik ga weg (... ik wegga) ...

2024-04-25
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

weggaan

uitgaan. Mijn voornemens? Meer sporten en minder weggaan.

2024-04-25
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

weggaan

Sterven. Vaak in overlijdensberichten: heden is van ons weggegaan,... Vgl. heengaan*. Heden is tot ons groot verdriet, en ten gevolge van een smartelijk verkeersongeval, van ons weggegaan: Gaston Pardon, 1998-2000. De Standaard der Letteren, 27-04-2000

2024-04-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

weggaan

Het WNT, deel xxv, kolom 382, kent de verbinding weg met (iets)! Het gaat dan om een uitroep van woede, afkeer, ergernis, opwinding, verachting e.d. voor de genoemde zaken. In deel vii, stuk 2, kolom 5862, sub kous (I) lezen wij dat met je zijden kousen soms gebezigd wordt als grappige toevoeging bij een imperatief van een werk...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Weggaan

v., fuortgean, -tsjen, -stekke, ôfsette, -stekke, -sakje, útstekke, -strike; (te voet), ôfstappe, -skonkje, de stap sette; stilletjes —, útknipe, der tusken út gean; onverrichterzake —, ôfdrosse, -krosse, -marskje, -loev(j)e, opdrosse, -krosse.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Weggaan

(ging weg, is weggegaan), 1. heengaan,, zich verwijderen, vertrekken: de anderen zijn reeds weggegaan ; — uit een dienst gaan : de huishoudster gaat weg ; hij is van ons weggegaan, gestorven ; 2. verdwijnen : die vlakken gaan niet weg.