wateren - regelmatig werkwoord
uitspraak: wa-te-ren
1. urine uitstoten
♢ Pavel stond tegen een boom te wateren
Regelmatig werkwoord: wa-te-ren
ik water
jij/u watert
hij/zij watert
wij/zij/jullie wateren
ik/jij/u/hij/zij waterde
wij/zij/jullie waterden
hij heeft gewaterd
waterend, waterende
Synoniemen
piesen, pissen, plassen, urineren
Gepubliceerd op 14-11-2017
wateren
betekenis & definitie