vouwen - regelmatig werkwoord
uitspraak: vou-wen
1. samendoen
♢ ze vouwde haar handen toen ze ging bidden
2. een of meer keer dubbelslaan
♢ hij vouwde de krant in vieren
Regelmatig werkwoord: vou-wen
ik vouw
jij/u vouwt
hij/zij vouwt
wij/zij/jullie vouwen
ik/jij/u/hij/zij vouwde
wij/zij/jullie vouwden
hij heeft gevouwen
de/het/een gevouwen ....
vouwend, vouwende
Synoniemen
opvouwen
Tegenstellingen
ontvouwen, opengaan
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk