Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

voorbij

betekenis & definitie

voorbij - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, voorzetsel
uitspraak: voor-bij

1. verstreken, achter de rug
♢ in de voorbije jaren is veel gebeurd
1. een kans voorbij laten gaan
[hem niet benutten]

1. wat vanzelf weer afloopt
♢ de uren kropen voorbij

1. in de lengterichting ervan
♢ Pepita liep voorbij de ramen
2. verder dan dat
♢ Quinten woont voorbij de voetbalvelden

Bijvoeglijk naamwoord: voor-bij
de/het voorbije ...

Synoniemen
om

Bijwoord: voor-bij

Voorzetsel: voor-bij

Synoniemen
langs