voorbij - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, voorzetsel
uitspraak: voor-bij
1. verstreken, achter de rug
♢ in de voorbije jaren is veel gebeurd
1. een kans voorbij laten gaan
[hem niet benutten]
1. wat vanzelf weer afloopt
♢ de uren kropen voorbij
1. in de lengterichting ervan
♢ Pepita liep voorbij de ramen
2. verder dan dat
♢ Quinten woont voorbij de voetbalvelden
Bijvoeglijk naamwoord: voor-bij
de/het voorbije ...
Synoniemen
om
Bijwoord: voor-bij
Voorzetsel: voor-bij
Synoniemen
langs
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk