vloeken - regelmatig werkwoord
uitspraak: vloe-ken
1. een lelijk woord laten horen
♢ hij vloekte toen de hamer op zijn teen viel
2. slecht bij elkaar passen
♢ deze kleuren vloeken
Regelmatig werkwoord: vloe-ken
ik vloek
jij/u vloekt
hij/zij vloekt
wij/zij/jullie vloeken
ik/jij/u/hij/zij vloekte
wij/zij/jullie vloekten
hij heeft gevloekt
vloekend, vloekende
Gepubliceerd op 14-11-2017
vloeken
betekenis & definitie