Wat is de betekenis van vloeken?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vloeken

vloeken - Werkwoord 1. uitroepen van vloekwoorden, beledigende taal gebruiken Hij vloekte binnensmonds. Als hij even later in een file vast komt te staan, vloekt en tiert hij op het verkeer. 2. niet bij elkaar passen ...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vloeken

vloeken - regelmatig werkwoord uitspraak: vloe-ken 1. een lelijk woord laten horen ♢ hij vloekte toen de hamer op zijn teen viel 2. slecht bij elkaar passen ♢ deze kleuren vloeken Reg...

2024-04-19
Sinterklaaslexicon

Marie-José Wouters (2009)

Vloeken

In de middeleeuwen was het bij het noemen van sommige → heiligen de gewoonte om te vloeken. Dit gebeurde ook bij Sint-Nicolaas. Vloeken kwam alleen voor bij heiligen die omringd waren door mythologische vertellingen en die ingevoerd werden om heidense afgoden te verdringen. Door te vloeken bij de naam van de heilige, stelde men de vroegere god...

2024-04-19
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

vloeken

In de 19de eeuw is de uitroep vloek op, vloek over! ‘de of het genoemde zij vervloekt’ bekend.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vloeken

v., flokke, divelje, knopen draeije, sakkerje, sakkermintsje; erg —, yn it stiel bite; — en razen, flokke en swarre, flokke en winskje, swarre en winskje, tongerje en wjerljochtsje; iem. —, immen flokke, fordomje; (van kleuren), flokke, skrikke, fjochtsje, fjuchtsje.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vloeken

(vloekte, heeft gevloekt), 1. verwensen, een vloek uitspreken over — : iem. vloeken; zegen hen die u vloeken (Matth. 5 : 44) ; hij vloekte het uur dat ... : 2. godslasterende woorden spreken: hij vloekt als een ketter, als een ketellapper; 3. op iets vloeken, het verafschuwen ; 4. een schril, pijnli...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vloeken

vlokte, h. gevlokt (Z.-N. sneeuwen).

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vloeken

(’vloekən) (vloekte, heeft gevloekt) 1. de vloek uitspreken over, verwensen : hij vloekte zijn zoon. 2. godlasterlijk spreken : die man is altijd aan ’t -. → duivel, ketellapper, ketter, struik. 3. een schril kontrast vormen : die kleuren tegen elkander.