vliegeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: vlie-ge-ren
1. een voorwerp van papier of stof aan een draad in de lucht houden
♢ onze vlieger stond wel dertig meter hoog
Regelmatig werkwoord: vlie-ge-ren
ik vlieger
jij/u vliegert
hij/zij vliegert
wij/zij/jullie vliegeren
ik/jij/u/hij/zij vliegerde
wij/zij/jullie vliegerden
hij heeft gevliegerd
vliegerend, vliegerende
Gepubliceerd op 14-11-2017
vliegeren
betekenis & definitie