vinden

betekenis & definitie

vinden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: vin-den

1. een mening hebben
♢ ik vind dat een goed plan
1. daar kan ik me wel in vinden
[daar ben ik het mee eens]
2. ik vind er niets aan
[het is oninteressant]
2. hem of het weer ontdekken
♢ ik heb de verloren ring gevonden
1. er tijd voor vinden
[voor vrijmaken]
2. hem bereid vinden
[van hem horen dat hij het wil doen]
3. ze hebben elkaar gevonden
[zijn het eens geworden/ werden verliefd op elkaar]
3. het toevallig tegenkomen
♢ ik vond een leuke jas in de uitverkoop
1. er iets op vinden
[er een oplossing voor bedenken]
4. graag met iemand omgaan
♢ ik kan het goed met haar vinden
5. ergens komen en iemand of iets daar zien
♢ uiteindelijk hebben we hem daar gevonden
6. ergens komen en iemand of iets daar zien
♢ ?

Algemene uitdrukkingen:
1. er geen baat bij vinden
[er geen voordeel van hebben]
Onregelmatig werkwoord: vin-den
ik vind
jij/u vindt
hij/zij vindt
wij/zij/jullie vinden
ik/jij/u/hij/zij vond
wij/zij/jullie vonden
hij heeft gevonden

Synoniemen
aantreffen, denken, terugvinden

Tegenstellingen
zoeken