via - voorzetsel
uitspraak: vi-a
1. langs dat punt
♢ we gaan via Zaandam naar Amsterdam
2. door middel van, met behulp van
♢ ik heb dat baantje via mijn vader
1. ik hoorde het via via
[van iemand die het weer van iemand anders had]
Voorzetsel: vi-a
Synoniemen
over
Gepubliceerd op 14-11-2017
via
betekenis & definitie