Wat is de betekenis van Via?

via - Voorzetsel 1. langs ♢ Van Rotterdam naar Alphen a/d Rijn via Leiden of via Gouda. 2. door gebruik te maken van, met behulp van, door bemiddeling van ♢ Via zijn vriend werd het contact gelegd. Woordherkomst afgeleid van het Lati...

via - voorzetsel uitspraak: vi-a 1. langs dat punt ♢ we gaan via Zaandam naar Amsterdam 2. door middel van, met behulp van ♢ ik heb dat baantje via mijn vader 1. ik...

[Lat. = 6e nv van via = weg] over, langs de weg van (via B naar C reizen); door bemiddeling van (ik zend het je via mijn broer).

langs; over; weg (L)

Via - Algemene Latijnse term voor ‘weg, baan, heirbaan’. De meeste van de bekende oude heirbanen in Italië volgden de voornaamste handelsroutes. Ze werden aangelegd door de legioensoldaten, soms met behulp van contingenten van slaven, met het oog op de snelle verplaatsing van de troepen. Maar langs deze heirbanen werden ook vaak kolonies gesticht,...

oor, langs.

weg; wijze; middel; geeft ook de richting aan, bijv. via Rotterdam: over Rotterdam; via doloris: smartenweg; via media: middenweg.

via, over.

1. weg, straat; 2. startsein; 3. fig. middel; maal; vie di fatto, geweldmiddelen; non c’è via, het is niet mogelijk; due via due, twee maal twee; per via di, door middel van; wegens; weg; komaan! andar via, weggaan; via via, voor en na; e cosi via, e via dicendo, en zo voorts.