vastklemmen - regelmatig werkwoord
uitspraak: vast-klem-men
1. strak en stevig vastpakken en vasthouden
♢ het kind klemde zich aan zijn moeder vast
Regelmatig werkwoord: vast-klem-men
ik klem vast (... ik vastklem)
jij/u klemt vast (... jij vastklemt)
hij/zij klemt vast (... hij vastklemt)
wij/zij/jullie klemmen vast (... wij vastklemmen)
ik/jij/u/hij/zij klemde vast (... ik vastklemde)
wij/zij/jullie klemden vast (... wij vastklemden)
hij heeft vastgeklemd
vastklemmend, vastklemmende
Gepubliceerd op 14-11-2017
vastklemmen
betekenis & definitie