val

betekenis & definitie

val - zelfstandig naamwoord

1. keer dat je op de grond terechtkomt
♢ hij maakte een lelijke val van de trap
1. ten val komen
[je invloed of macht verliezen]
2. toestel om dieren mee te vangen
♢ de muis werd gevangen met een val
1. in de val lopen
[beetgenomen worden]
2. als een rat in de val zitten
[niet kunnen ontsnappen]
3. een val zetten voor iemand
[proberen hem te betrappen of vangen]
3. het slecht aflopen met iemand
♢ de val van Adam in het paradijs had grote gevolgen
1. hoogmoed komt voor de val
[wie hoogmoedig is, gaat ten onder]
4. plaats waar je je verstopt om iemand aan te vallen als hij het niet verwacht
♢ de soldaten liepen in de val
5. met een zekere snelheid omlaag gaan
♢ de val van de parachutespringer verliep prima
1. de vrije val
[gedeelte van de val waarin de parachute zich ontvouwt]

Zelfstandig naamwoord: val
de val
de vallen
het valletje

Synoniemen
hinderlaag, ondergang, verderf

Tegenstellingen
groei, opgang, opkomst