uitnodigen - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-no-di-gen
1. ertoe aanmoedigen
♢ het weer nodigt uit tot een flinke wandeling
2. verzoeken je gast te zijn
♢ ik nodigde hem uit te komen logeren
Regelmatig werkwoord: uit-no-di-gen
ik nodig uit (... ik uitnodig)
jij/u nodigt uit (... jij uitnodigt)
hij/zij nodigt uit (... hij uitnodigt)
wij/zij/jullie nodigen uit (... wij uitnodigen)
ik/jij/u/hij/zij nodigde uit (... ik uitnodigde)
wij/zij/jullie nodigden uit (... wij uitnodigden)
hij heeft uitgenodigd
de/het/een uitgenodigde ....
uitnodigend, uitnodigende
Synoniemen
nodigen, vragen
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitnodigen
betekenis & definitie