uitladen - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-la-den
1. ergens vracht of spullen uithalen
♢ de vrachtwagen werd met man en macht uitgeladen
Regelmatig werkwoord: uit-la-den
ik laad uit (... ik uitlaad)
jij/u laadt uit (... jij uitlaadt)
hij/zij laadt uit (... hij uitlaadt)
wij/zij/jullie laden uit (... wij uitladen)
ik/jij/u/hij/zij laadde uit (... ik uitlaadde)
wij/zij/jullie laadden uit (... wij uitlaadden)
hij heeft uitgeladen
de/het/een uitgeladen ....
uitladend, uitladende
Tegenstellingen
laden
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk