stap - zelfstandig naamwoord
1. keer dat je je ene voet voor je andere zet
♢ hij deed een stap naar voren
1. stap voor stap
[langzaam, elke keer een stukje]
2. een stap in de goede richting
[waardoor je dichter bij je doel komt]
3. op stap gaan
[ergens heen gaan]
4. dat is een hele stap
[heel ingrijpend]
5. geen stap buiten de deur zetten
[binnen blijven]
6. grote stappen, snel thuis
[slordig en snel]
7. een stapje terug doen
[er in inkomen op achteruit gaan]
8. geen stap meer kunnen verzetten
[doodmoe zijn]
9. stap voor stap
[langzaam]
Zelfstandig naamwoord: stap
de stap
de stappen
het stapje
Synoniemen
pas, schrede, voetstap
Gepubliceerd op 14-11-2017
stap
betekenis & definitie