Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

uitbreken

betekenis & definitie

uitbreken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: uit-bre-ken

1. er niet door getroffen worden, niet gepakt worden
hij is uitgebroken uit de gevangenis
1. er even uitbreken
[even iets anders gaan doen]
2. plotseling tevoorschijn komen
♢ zij is in tranen uitgebroken
1. het zweet breekt me uit
[ik transpireer hevig]
3. plotseling en hevig beginnen
♢ er is een oorlog uitgebroken

Onregelmatig werkwoord: uit-bre-ken
ik breek uit (... ik uitbreek)
jij/u breekt uit (... jij uitbreekt)
hij/zij breekt uit (... hij uitbreekt)
wij/zij/jullie breken uit (... wij uitbreken)
ik/jij/u/hij/zij brak uit (... ik uitbrak)
wij/zij/jullie braken uit (... wij uitbraken)
hij is uitgebroken
de/het/een uitgebroken ....
uitbrekend, uitbrekende

Synoniemen
ontkomen, ontsnappen, ontspringen, ontvluchten, uitbarsten, wegkomen

Tegenstellingen
detineren, gevangennemen, opsluiten, vastzetten