Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

uitbraak

betekenis & definitie

uitbraak - zelfstandig naamwoord
uitspraak: uit-braak

1. ontsnapping uit de gevangenis
♢ door een uitbraak is hij nu op vrije voeten
2. het plotseling ontstaan van een ziekte bij grote aantallen mensen of dieren
♢ er was dit jaar een uitbraak van het vogelgriepvirus
3. het plotseling omhoogschieten van de beurskoersen
♢ na die uitbraak was het aandeel Philips ineens twee keer zoveel waard

Zelfstandig naamwoord: uit-braak
de uitbraak
de uitbraken