troosten - regelmatig werkwoord
uitspraak: troos-ten
1. iets doen of zeggen waardoor iemands verdriet wat minder wordt
♢ hij troostte mij door gewoon goed te luisteren
Regelmatig werkwoord: troos-ten
ik troost
jij/u troost
hij/zij troost
wij/zij/jullie troosten
ik/jij/u/hij/zij troostte
wij/zij/jullie troostten
hij heeft getroost
de/het/een getrooste ....
troostend, troostende
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk