treffer - zelfstandig naamwoord
uitspraak: tref-fer
1. gunstig toeval
♢ dat ik jou hier tegenkom is echt een treffer
2. een bom, kogel, granaat etc. die het doel raakt
♢ bij deze treffer werden tien mensen gewond
3. een schot in doel
♢ de spits scoorde een treffer in de tiende minuut
4. iets waarmee je succes hebt
♢ zijn optreden was wel een treffer
Zelfstandig naamwoord: tref-fer
de treffer
de treffers
Synoniemen
bof, buitenkans, fortuin, geluk, mazzel
Tegenstellingen
ongeluk, pech, tegenslag, tegenspoed
Gepubliceerd op 14-11-2017
treffer
betekenis & definitie