Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

toog

betekenis & definitie

toog - zelfstandig naamwoord

1. lage kast met kranen, waar bier uit komt
we dronken ons biertje aan een ouderwetse toog
2. overdekking van een muuropening met boog erin
♢ tussen de keuken en de eethoek is een toog aangebracht
3. boogvormig hoofdeinde van een bed
♢ ons bed heeft een toog aan het hoofdeinde
4. witwollen bovenkledingstuk van een Romeinse burger
♢ in vredestijd droegen de Romeinse burgers een toog met een riem
5. soort jurk die gedragen wordt door rechters, advocaten, predikanten en professoren
♢ de professor droeg een toog met een paarse rand
6. lang, donkergekleurd kleed met knoopjes van boven tot beneden
♢ misdienaars en priesters dragen een toog

Zelfstandig naamwoord: toog
de toog
de togen
het toogje

Synoniemen
buffet, tapkast, toga