Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

toer

betekenis & definitie

toer - zelfstandig naamwoord

1. het kunnen doen van iets moeilijks
♢ het was een hele toer om die slingers op te hangen
1. halsbrekende toeren verrichten
[ingewikkelde of gevaarlijke dingen doen]
2. keer dat een voorwerp om een as draait
♢ deze centrifuge maakt heel wat toeren
1. op volle toeren draaien
[druk aan het werk zijn, volop in bedrijf zijn]
2. op toeren komen
[lekker gaan lopen, goed functioneren]
3. over zijn toeren
[van streek, opgewonden]
3. tocht met een vervoermiddel of een rijdier
♢ we maakten een toer door de stad
4. rij steken naast elkaar
♢ we moesten elke avond tien toeren breien

Algemene uitdrukkingen:
1. over je toeren zijn
[overstuur zijn]
2. op de sentimentele toer gaan
[sentimenteel gaan doen]
3. een toer bouwen
[proberen indruk te maken]
Zelfstandig naamwoord: toer
de toer
de toeren
het toertje

Synoniemen
kunst, omwenteling, rit, tour