Wat is de betekenis van toer?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toer

toer - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) rij, kolom toer - Zelfstandignaamwoord 1. (rond)reis, tour 2. omwenteling 3. rij steken naast elkaar 4. moeilijk, zwaar werk 5. (techniek) winding waarmee een snoer of kabel om iets heengeslagen wordt 6. beurt -> toerbeurt toer - Werkwoord 1. eerste p...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toer

toer - zelfstandig naamwoord 1. het kunnen doen van iets moeilijks ♢ het was een hele toer om die slingers op te hangen 1. halsbrekende toeren verrichten [ingewikkelde of gevaarlijke dingen doen] ...

2024-04-26
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

toer

(zn) halssnoer WB.

2024-04-26
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

toer

(de; -en) - rit, tocht, reis, bv. met de fiets

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

toer

(de) beurt. - ieder op zijn toer, om de beurt. - een toerke doen/maken, een ommetje, een wandelingetje maken. Och, ik ben niet dikwijls kwaad. Ik kan het me niet goed herinneren. Dan ga ik gewoon een toerke doen, even wandelen. Dan ga ik tegen de koeien praten, geef ze wat gras en ben ik gekalmeerd als ik terugkom. - LN, 20-02-1999....

2024-04-26
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Toer

1 de- doen, de baan opgaan; aan straatpros- titutie doen. In het slang van homoseksuelen. 2. een - bouwen/maken, een opmerkelijke prestatie leveren in het openbaar, waarbij dan gedacht wordt aan een zekere triomf en de nodige bijval; indruk proberen te maken; in de kijker willen lopen. Syn. de blits/blitz maken. Sinds het begin van de jaren zestig...

2024-04-26
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

toer

omwenteling van een wiel of schijf, in het bijzonder van een grammofoonplaat, waarvan verschillende typen worden gekenmerkt door het aantal toeren per minuut (16, 33, 45 en toeren p.m.).

2024-04-26
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

toer

(afgeleid van het Fr. tour), betekent letterlijk omdraaiing. Het aantal omwentelingen van een motoras heet toerental. Ook een rondrit of uitstapje noemt men een toer (toerisme).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

toer

1. In de verb. een toerke doen, maken, een rondje, een wandelingetje, een ommetje maken; de toer van of om iets maken, rondgaan om -, een rondgang maken (gall., naar fr. faire le tour de qc.); - soms bep.: rit (van een draaimolen e.d.); rondvaart (met een boot); - op toer zijn, gaan, aan de zwier zijn, gaan. Bert...