Toer
I. (<Fr.), m. (-en), 1. keer dat iets in de rondte draait of gedraaid wordt, draai, slag, (om)wenteling: duizend, toeren per minuut; boven zijn toeren draaien; op hoge, volle toeren lopen, komen, het vereiste aantal omwentelingen in een bep. tijd maken, bereiken enz., ook fig.: de bewapeningsproductie der Verenigde Staten draait...