Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

kunnen

betekenis & definitie

kunnen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: kun-nen

1. in staat zijn het te doen
zij kan mooi tekenen
1. ik kan niet
[ik heb andere afspraken]
2. ik kan er niets aan doen
[het is mijn schuld niet]
3. daar kan ik niet tegen
[ik kan het niet verdragen]
4. ik kán niet meer
[ik ben heel erg moe]
5. daar kan ik niet bij met m'n verstand
[dat begrijp ik niet]
6. ik kan niet toe met mijn zakgeld
[ik heb er niet genoeg aan]
7. je kunt van hem op aan
[je kunt op hem rekenen]
8. ken niet ligt op 't kerkhof, wil niet ligt ernaast (TB)
[als je iets wilt, is alles mogelijk]
2. mogen
♢ je kunt wel gaan
3. mogelijk zijn
♢ dat glas kan niet stuk
1. die jurk kán niet
[hij staat erg gek]
2. zij kan het gedaan hebben
[zij heeft het misschien gedaan]
3. het kan ermee door
[zo gaat het wel]
4. het kan niet op
[er komt geen eind aan]
5. zo kan het wel weer
[zo is het wel genoeg]

Algemene uitdrukkingen:
1. jullie kunnen me wat
[ik doe niet wat jullie willen]
Onregelmatig werkwoord: kun-nen
ik kan
jij/u kunt
hij/zij kan
wij/zij/jullie kunnen
ik/jij/u/hij/zij kon
wij/zij/jullie konden
hij heeft gekund