tint - zelfstandig naamwoord
1. zwart, wit, geel, rood, blauw of een mengsel daarvan
♢ haar gezicht heeft een gelige tint
1. een feestelijk tintje aan iets geven
[het een beetje feestelijk maken]
2. een gedekte tint
[die rustig is voor de ogen]
2. soort denkbeelden
♢ haar ideeën hebben een religieus tintje
Zelfstandig naamwoord: tint
de tint
de tinten
het tintje
Synoniemen
kleur
Gepubliceerd op 14-11-2017
tint
betekenis & definitie