tieren - regelmatig werkwoord
uitspraak: tie-ren
1. zich goed ontwikkelen, goed groeien
♢ het meisje kon in dat gezien niet tieren
1. welig tieren
[in overvloed groeien]
2. op een heftige manier je afkeuring laten blijken
♢ hij vloekte en tierde van kwaadheid
Regelmatig werkwoord: tie-ren
ik tier
jij/u tiert
hij/zij tiert
wij/zij/jullie tieren
ik/jij/u/hij/zij tierde
wij/zij/jullie tierden
hij heeft getierd
tierend, tierende
Synoniemen
gedijen, razen, schreeuwen, tekeergaan
Tegenstellingen
kwijnen
Gepubliceerd op 14-11-2017
tieren
betekenis & definitie