Wat is de betekenis van tieren?

2024-04-25
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

tieren

UIT: Piraten vangen miljoen dollar per schip (Mees van der Made, Z24, 16 april 2009) CONTEXT: Piraterij bestaat nog altijd en TIERT welig, met name voor de kust van Puntland, een autonome regio in Somalië. Vanuit de haven van Eyl varen kleine schepen met zwaarbewapende zeerovers de zee op om grote vrachtschepen te kapen. : goed gedijen, groe...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tieren

tieren - Werkwoord 1. (inerg) luidkeels woede uiten, woedend betogen, tekeergaan Hij liep te tieren en te schelden, maar het maakte allemaal niets uit. 2. welig ~: uitbundig groeien, gedijen Het onkruid tiert weer welig in de tuin. W...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tieren

tieren - regelmatig werkwoord uitspraak: tie-ren 1. zich goed ontwikkelen, goed groeien ♢ het meisje kon in dat gezien niet tieren 1. welig tieren [in overvloed groeien] ...

2024-04-25
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Tieren

De groeven tussen de strengen van een touw.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tieren

v.; (groeien), hale, fleurje, tier(j)e, tier hawwe, dije; (razen), (jin) t(s)jirgje, tjirje.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tieren

I. (tierde, heeft getierd), 1. schreeuwen: hij tierde er maar op los ; de wind raast en tiert; 2. luidruchtig uiting geven aan woede of ontstemming ; tekeergaan ; opspelen : schelden en tieren; een tierende volksmenigte. II. (tierde, Heeft getierd), 1. welig groeien, goed gedijen, welvarend zijn: die planten tieren hier goed ; 't wil met h...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tieren

I. tierde, h. getierd (schreeuwen, drukte of geraas maken): wat tieren die kinderen op de speelplaats! II. tierde, h. getierd (welig groeien, gedijen): de bloemen, de kippen tieren hier goed; ergens niet kunnen tieren, aarden.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tieren

(tierde, heeft getierd) [klnb.] 1. heftig, opgewonden schreeuwen, tekeergaan: hoe meer hij dronk, hoe meer hij tierde. Syn. ➝ aangaan. 2. Uitbr. zich krachtig uiten op een andere wijze nl. a. weelderig groeien, gedijen: die bloemen hier niet; kippen niet in de kou; welig, weelderig -. b. welvarend zijn, aarden: ergens niet kunnen -; het wil m...