stremmen - regelmatig werkwoord
uitspraak: strem-men
1. niet verder laten gaan
♢ door die aanrijding was het verkeer gestremd
2. dik worden of dik maken (van vloeistof)
♢ als melk zuur wordt, stremt ze
Regelmatig werkwoord: strem-men
ik strem
jij/u stremt
hij/zij stremt
wij/zij/jullie stremmen
ik/jij/u/hij/zij stremde
wij/zij/jullie stremden
hij heeft gestremd
de/het/een gestremde ....
stremmend, stremmende
Synoniemen
afhouden, afwenden, belemmeren, beletten, onderdrukken, stuiten, tegenhouden, terughouden, weerhouden
Tegenstellingen
bevorderen, doorlaten, stimuleren
Gepubliceerd op 14-11-2017
stremmen
betekenis & definitie