steiger - zelfstandig naamwoord
uitspraak: stei-ger
1. houten aanlegplaats voor schepen
♢ vader meerde de boot af aan een steiger
1. iets in de steigers zetten
[het voorbereiden]
2. bouwwerk van stangen en planken waar bouwlieden op werken
♢ om het huis te kunnen schilderen, moest eerst een grote steiger voor de gevel geplaatst worden
Zelfstandig naamwoord: stei-ger
de steiger
de steigers
het steigertje
Gepubliceerd op 14-11-2017
steiger
betekenis & definitie