snotteren - regelmatig werkwoord
uitspraak: snot-te-ren
1. snikken of huilen met veel snot
♢ sta toch niet zo te snotteren, dat verandert toch niets!
2. je neus telkens ophalen, in plaats van hem te snuiten
♢ loop niet zo te snotteren, gebruik je zakdoek!
Regelmatig werkwoord: snot-te-ren
ik snotter
jij/u snottert
hij/zij snottert
wij/zij/jullie snotteren
ik/jij/u/hij/zij snotterde
wij/zij/jullie snotterden
hij heeft gesnotterd
snotterend, snotterende
Gepubliceerd op 14-11-2017
snotteren
betekenis & definitie