smoren - regelmatig werkwoord
uitspraak: smo-ren
1. bijna geen adem kunnen krijgen
♢ het is hier om te smoren, zo warm!
1. met gesmoorde stem iets zeggen
[bijna niet verstaanbaar omdat je ontroerd bent]
2. zorgen dat hij geen adem meer kan krijgen
♢ de moordenaar heeft zijn slachtoffer gesmoord
1. iemand in liefde smoren
[hem zóveel liefde geven, dat hij het er benauwd van krijgt]
3. op een laag pitje gaar laten worden
♢ de vis werd gesmoord in de boter
Regelmatig werkwoord: smo-ren
ik smoor
jij/u smoort
hij/zij smoort
wij/zij/jullie smoren
ik/jij/u/hij/zij smoorde
wij/zij/jullie smoorden
hij heeft gesmoord
de/het/een gesmoorde ....
smorend, smorende
Synoniemen
stikken, verstikken
Gepubliceerd op 14-11-2017
smoren
betekenis & definitie