Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

smeren

betekenis & definitie

smeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: sme-ren

1. van deze plaats vandaan gaan
nou, ik smeer hem maar!
2. er vettigheid op doen om het soepeler te laten werken
♢ hij heeft de piepende scharnieren gesmeerd
3. er iets vettigs over uitspreiden
♢ moeder Frédéric smeert de boterhammen
1. iemand honing/stroop om de mond smeren
[slijmen]
2. het is boter aan de galg gesmeerd
[vergeefse moeite (voor een verloren zaak)]

Regelmatig werkwoord: sme-ren
ik smeer
jij/u smeert
hij/zij smeert
wij/zij/jullie smeren
ik/jij/u/hij/zij smeerde
wij/zij/jullie smeerden
hij heeft gesmeerd
de/het/een gesmeerde ....

Synoniemen
heengaan, opbreken, vertrekken, weggaan, wegwezen

< >