smeren
1) (1920+) (kaartspel) zie citaat. • Smeern, Bij ’t kaartspel een kaart met hoge ogen op tafel werpen, als de maat de slag opnemen kan. Wel in achterhaand zit, mout smeern. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929) • Smeren: vetten, wie aan de achterhand zit, moet smeren. (Rien van den Broek & Ad Kerstens: Van aaszak...