sluiten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: slui-ten
1. dichtmaken
♢ wil je de deur achter je sluiten?
2. dichtgaan
♢ vanavond sluiten de winkels om negen uur
3. officieel vastleggen
♢ het huwelijk werd gesloten in de trouwzaal
4. beëindigen
♢ de voorzitter sloot de vergadering
Onregelmatig werkwoord: slui-ten
ik sluit
jij/u sluit
hij/zij sluit
wij/zij/jullie sluiten
ik/jij/u/hij/zij sloot
wij/zij/jullie sloten
hij heeft gesloten
de/het/een gesloten ....
sluitend, sluitende
Synoniemen
dichtdoen, dichttrekken, toedoen, toetrekken
Gepubliceerd op 14-11-2017
sluiten
betekenis & definitie