Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

slap

betekenis & definitie

slap - bijvoeglijk naamwoord

1. niet gespannen of niet rechtop
♢ het touw hangt slap
2. zonder veel kracht
♢ zijn arm hangt slap naar beneden
3. wie of wat weinig kan verdragen
♢ het ijs is nog erg slap
4. met een laag gehalte aan werkzame stoffen
♢ oma drinkt altijd van die slappe koffie
5. zonder doorzettingsvermogen
♢ het is slap dat hij die opleiding niet afmaakt

Algemene uitdrukkingen:
1. je slap lachen
[heel erg lachen]
2. slappe koffie
[met weinig smaak]
3. zo slap als een vaatdoek
[heel erg slap]
4. hij zit weer slap te kletsen
[onzin te praten]
5. een slappe tijd
[niet druk]
6. slap geklets
[wat nergens over gaat]
7. zich slap lachen
[heel erg moeten lachen]
Bijvoeglijk naamwoord: slap
... is slapper dan ...
het slapst
de/het slappe ...
iets slaps

Tegenstellingen
sterk