Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

schuld

betekenis & definitie

schuld - zelfstandig naamwoord

1. verantwoordelijk zijn voor een fout
♢ het is zijn schuld dat ik verkeerd reed
1. schuld bekennen
[toegeven dat je schuldig bent]
2. buiten zijn schuld
[hij kan er niets aan doen]
3. hem de schuld geven
[zeggen dat hij het gedaan heeft]
4. belofte maakt schuld
[als je iets belooft, moet je het ook doen]
5. eigen schuld, dikke bult
[commentaar als iemand door eigen schuld problemen heeft]
6. waar twee kijven, hebben twee schuld
[als er ruzie is, hebben beide partijen daar meestal schuld aan]
2. bedrag dat je nog moet betalen
♢ wij hebben geen schulden
1. schulden maken
[niet betalen]
2. je in de schulden steken
[veel dingen kopen die je niet kunt betalen]
3. in de schuld staan bij iemand
[hem iets schuldig zijn]

Zelfstandig naamwoord: schuld
de schuld
de schulden

Synoniemen
fout

Tegenstellingen
onschuld